koppeling basiscompetenties en syllabus
1. De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen
De leerkracht moet steeds naast zijn eigen beginsituatie ook kijken naar de beginsituatie van de leerlingen en van de school alvorens hij andere situaties bekijkt. Met betrekking tot de leerling en de leergroep dient hij volgende elementen in zijn achterhoofd te houden: Heeft hij een hele klas vol met meisjes? Welke richting volgen de leerlingen? Is het een grote klas?
2. De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren
De leerkracht focust zich enkel op zijn eigen vak, bijvoorbeeld Nederlands. Hiervoor kan hij steunen op de leerplannen om te kijken wat de leerlingen al zouden moeten beheersen en welke eindtermen ze op het einde van hun graad als minimumbasis dienen te kennen.
3. De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen
Alles hangt er voor de leerkracht van af welk middel hij kiest om zijn lesdoel te bereiken. Zoals steeds is de keuze voor een bepaalde werkvorm en -groep afhankelijk van de beginsituatie van zowel leraar, leerling als school. De vorm hangt tot slot ook af van een drietal werkprocessen (begrijpen, integreren en toepassen). Als doel en beginsituatie gekend zijn, en de leraar kiest bijvoorbeeld als proces de integratie, dan gaat de leerkracht proberen om bijvoorbeeld notities te verbinden met schoolboeken. Hij kan dat het best al pratend doen, door de leerlingen hardop te doen nadenken over de behandelde materie. Een kringgesprek kan een manier zijn.
4. De leerkracht kan observatie en evaluatie voorbereiden, individueel en indien nodig in team
Het gaat hier over een formele evaluatie die de leerkracht kan voorbereiden en die kan hij gebruiken om gegevens te verzamelen, of om na te gaan hoe een leerling of de klas gescoord heeft bijvoorbeeld op een toets. Een schriftelijke overhoring is ook een formele evaluatie waar de leerkracht op voorhand de observatie en de evaluatie moet voorbereiden. Evalueren en observeren kan in dit geval best samen vallen.
5. De leerkracht kan de emancipatie van de leerlingen bevorderen
Een manier om dit door de leerkracht uit te lokken is via gamification. De leerkracht gebruikt spelelementen zoals bijvoorbeeld opdrachtkaarten en beloningen om de leerlingen beter te laten leren. Eens een leerling een beloning heeft verdient, smaakt dit naar meer. De beloning kan ook gewoon het ondervinden van een succeservaring zijn zodat de leerling meer gemotiveerd, meer betrokken en meer geconcentreerd de les zal trachten te volgen. De bekendste game is Escape the Classroom , ontwikkeld door twee Nederlandse leerkrachten biologie. De leerlingen konden enkel uit het lokaal ontsnappen met behulp van hun biologische kennis die ondermeer getest werd in allerlei proefjes.
6. De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de leerlingen bevorderen
Een werkvorm die hiervoor uiterst geschikt is, is hoekenwerk. Hierbij gaan er een aantal activiteiten, gelijktijdig, door. Leerlingen werken in groepjes aan opdrachten. Er wordt met een doorschuifsysteem gewerkt en met een timer.
7. De leerkracht beheerst de domeinspecifieke kennis en vaardigheden, en kan die verbreden en verdiepen
Dit hangt samen enerzijds met de beginsituatie van de leerkracht maar ook met zelfevaluatie door de leerkracht zelf. Er wordt sowieso van de leerkracht verwacht dat hij levenslang blijft leren: een beginnend leraar heeft immers heel andere noden dan diegene die reeds meer dan 22 jaar aan de slag is. De leerkracht moet immers altijd een kritische ingesteldheid aanhouden en bereid zijn zichzelf en zijn omgeving in vraag te stellen maar ook de waarde van een bewering in zijn domein te willen verifiëren alvorens blindelings te beamen. Een bijscholing kan wel soelaas brengen.
8. De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen
Zelfevaluatie. Indien de leerlingen sneller of trager vooruit gaan dan vooraf beoogd dan zijn er een vijftal zaken die je als leerkracht kan doen. Op het moment zelf kan je als leerkracht de les inhoudelijk bijsturen door in te pikken op de mogelijke problemen van de leerlingen door een gerichte vraag te stellen. Je kan het echter ook anders aanpakken en de les methodisch bijsturen door een andere werkvorm te gebruiken en zo trachten de aandacht terug bij de les te krijgen. Naderhand is het goed om even de voorbije les rustig te overlopen in je hoofd om te kijken wat je misschien beter had kunnen doen. Bij de volgende les kan je zeker nog eens terugkomen op de vorige les door bijvoorbeeld een oefening te hernemen en te kijken hoe de leerlingen nu de stof verwerkt hebben. Het kan tot slot ook dat je dezelfde inzichten kan toepassen op gelijkaardige, andere lessen.
9. De leerkracht kan met de hulp van collega's de nodige relaties met organisaties initiëren, uitbouwen en onderhouden en samenwerken met actoren op de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs.
Voor het organiseren van een schoolreis naar Walibi werk je als leerkracht samen volgens een vooraf bepaald organisatiesysteem waarbij jij bijvoorbeeld verantwoordelijk kan worden gesteld om de onderhandelingen met de buschauffeurs te doen, terwijl je collega informeert of Aqualibi ook open zal zijn de dag van de schoolreis. Anderzijds kan je er met de andere leerkrachten economie bijvoorbeeld voor zorgen dat de leerlingen van het vijfde middelbaar een bedrijfsbezoek kunnen brengen aan Alpro. Ook daar zal er een regeling zijn tussen de leerkrachten om te bepalen wie de contactpersoon is voor het bedrijfsbezoek en wie de logistieke kant van het bezoek voor zijn rekening neemt.
10. De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.
Ik baseer me hiervoor op de meta-analyse van Marzano die ondermeer stelt dat de leraar als lid van het schoolteam deel kan uitmaken van de schoolgroep en bepaalde taken op zich kan nemen maar tevens dat men met het schoolteam nadenkt over wat er gebeurt op school, en over de eigen pedagogische en didactische aanpak.
Maak jouw eigen website met JouwWeb