Opdracht 1
Dyslexie: Hoe uit zich dat? letters lijken te dansen voor de ogen, moeilijkheden met lezen en schrijven, serieuze problemen met de automatisering van het lezen en/of bij de spelling, begrijpt geen rijmen, en houdt er niet van, spreekt aarzelend, met veel stopwoorden (“euh”, “weet je”,...), heeft het moeilijk om instructies of aanwijzingen op te volgen, heeft geen interesse voor boeken of voorleesactiviteiten, heeft een familiale voorgeschiedenis van gesproken of geschreven taalproblemen, heeft het moeilijk om namen van personen of plaatsen te leren,...
Dyslexie: Positieve kanten: groot doorzettingsvermogen (sociale vaardigheden), uitstekende lange termijngeheugen als het gaat om ervaringen, locaties en gezichten (geheugen), levendige verbeelding, aanleg voor kunst, drama, muziek, sport, verhalen vertellen, verkopen (creatief problemen oplossen), snel zien hoe iets is opgebouwd (visueel-analytische vaardigheden), sterk in driedimensionale denken (ruimtelijke vaardigheden).
Dyslexie: Zwakke kanten: agenda onvolledig ingevuld, taken vergeten (orde en structuur), afspraken en spullen vergeten, problemen met complexe opdrachten (geheugen), onhandigheid, moeizaam en moeilijk leesbaar geschrift (motorische vaardigheden), moeilijk kloklezen, begrippen links/rechts/voor/na zijn moeilijk (oriëntatie in tijd en ruimte), verhoogde afleidbaarheid, vergeetachtigheid en verstrooidheid (aandacht en concentratie).
Dyscalculie: Hoe uit zich dat? moeilijkheden met hoofdrekenen en schatten, regels toepassen ook niet, beperkt ruimtelijk inzicht, verloren lopen, problemen met het kortetermijngeheugen, , problemen bij het begrijpen van de basis van de rekenkunde, zoals: breuken, waarde van de getallen, verbanden tussen getallen, problemen met volgorden: recepten lezen, klokkijken, problemen met ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk inzicht: links-rechts oriëntatie, problemen met het lezen of onthouden van cijferreeksen, lezen en interpreteren van kaarten, tabellen en afmetingen, problemen met teamsporten op een groot veld (hockey, voetbal), problemen met het interpreteren van codes, patronen (muzieknoten), steno en talen, afkeer voor strategie spelletjes en speelgoed,...
Dyscalculie: Positieve kanten in de vorm van compenserende vaardigheden: opvallend sterk logisch inzicht en sterk redeneervermogen, goed qua onthouden van splitsingen en tafels, uitgesproken kunstzinnig en/of creatief, uitgesproken interesse voor cijfermateriaal als data en technische gegevens, goed qua onthouden van splitsingen en tafels, opvallend sterk logisch inzicht en sterk redeneervermogen.
Dyscalculie: Zwakke kanten: problemen met onderdelen waarbij ruimtelijk inzicht en kennis van ruimtelijke begrippen van belang zijn (meetkunde), de klok niet volt leren lezen, steeds weer twijfelen bij eenvoudige bewerkingen, traag rekenen bij eenvoudige bewerkingen, er zijn talrijke rekenfouten (geheugen en automatisatie), moeite met de volgorde van de stappen die bij complexe berekeningen moeten worden uitgevoerd zoals bijvoorbeeld een staartdeling (vaardigheden en technieken), moeite met kolommen en millimeterpapier, motorische onhandigheid bijvoorbeeld voor hanteren van passer en lat (visueel-ruimtelijke en motorische vaardigheden).
Opdracht 2
Dyslexie/dyscalculie in de les Nederlands: lezen en spelling, traag overschrijven, overschrijffouten.
Dyslexie/dyscalculie in de les Frans: leren lezen en schrijven in het Frans, spraakkunst.
Opdracht 3 onderwijsbehoeften
- De leerling heeft een instructie nodig die kort en bondig is.
-
De leerling heeft een instructie nodig die de sterk visuele kant van hem benut.
- De leerling heeft opdrachten nodig die net op of onder zijn niveau liggen, zodat hij succeservaringen kan opdoen.
-
De leerling heeft opdrachten nodig die overzichtelijk en gestructureerd zijn.
-
De leerling heeft opdrachten nodig die sober zijn, met zo weinig mogelijk afleiding.
-
De leerling heeft opdrachten nodig die met een specifiek ICT-hulpmiddel op de laptop uitgevoerd kunnen worden.
- De leerling heeft (leer)activiteiten nodig die op een rustige leerplek plaatsvinden.
- De leerling heeft (leer)activiteiten nodig die structuur bieden met een stappenplan of schema.
- De leerling heeft (leer)activiteiten nodig die opgedeeld zijn in kleine stappen of deelactiviteiten.
- De leerling heeft feedback nodig die zijn inzet/inspanning beloont (en niet alleen naar het resultaat kijkt).
- De leerling heeft feedback nodig die succeservaringen benadrukt.
-
De leerling heeft feedback nodig die hem uitnodigt zelf te reflecteren op de resultaten en de aanpak van zijn werk.
- De leerling heeft groepsgenoten nodig die hem willen helpen bij moeilijke of complexe opdrachten.
- De leerling heeft een leeromgeving nodig die overzichtelijk en gestructureerd is.
- De leerling heeft een leeromgeving nodig die duidelijke regels en routines hanteert.
- De leerling heeft een leeromgeving nodig die hem een rustig werkklimaat biedt.
- De leerling heeft docenten nodig die hem ondersteunen bij de planning van zijn werk.
- De leerling heeft docenten nodig die belangstelling voor hem tonen en met hem in gesprek gaan.
- De leerling heeft docenten nodig die situaties creëren waarin hij zijn sterke kanten kan laten zien.
- De leerling heeft docenten nodig die verlengde instructie bieden.
Opdracht 4
Welke maatregelen?
Stimuleren
Benadruk de sterke punten van de kinderen. Stimuleer zijn of haar lees- en leergedrag door hem tijd te geven en rustig te laten werken. De leraar kan ook de werk- en studiehouding van de leerling bijsturen.
Compenseren en differentiëren
De leraar staat hulpmiddelen toe zoals een laptop of het gebruik van een rekenmachine in de klas. Of het kind krijgt meer tijd dan de andere kinderen om een test af te leggen. Of de leraar deelt vroeger mee wanneer een test doorgaat. Op die manier maakt de leraar de kloof met de andere leerlingen minder groot. Zo kan het kind ook zelfstandiger werken.
Remediëren
De (zorg)leraar werkt aan aspecten waar het kind het minst sterk staat. Zo probeert hij de achterstand tegenover de leeftijdsgenoten zo klein mogelijk te houden.
Dispenseren
Omdat kinderen met dyslexie en dyscalculie niet zo snel werken en studeren als anderen, kan de leraar hen vrijstellen van enkele opdrachten of testen. Een vervangende opdracht kan ook een oplossing zijn.
Gebruik van digitale toetsen
Door digitaal te toetsen zie je niet wie dyslexie heeft. Elke leerling kan de vragen laten voorlezen of inzoomen om de lettergrootte aan te passen. Je kan een spellingcheck toelaten. En de leerkracht moet geen slordige handschriften ontcijferen. Dat kan voor élke leerling een voordeel zijn.
Coaching en co-teaching
Twee leraren, een titularis en een coach, dragen samen zorg voor hun klas. Coaching verhoogt zowel het niveau als de kansen op individuele zorg. Leraren differentiëren, erkennen wat leerlingen kunnen, kennen en nodig hebben om vooruit te komen. Kinderen met ADHD, dyscalculie of dyslexie rijden anders met de handrem op. Door individueler te werken, koppel je die los.
Lettertype syllabus, toets, opdrachten
Gebruik een duidelijk lettertype : een duidelijk lettertype is voldoende groot (12 punten). Gebruik een schreefloos lettertype, zoals Calibri, Arial, Tahoma of Verdana. Gebruik best geen Times New Roman, Book Antiqua, Garamond of Courier. Bovendien is het ook handig om in het vet te zetten wat je wil benadrukken Om iets te benadrukken zet je deze woorden in het vet, je kan ze best niet onderstrepen. Onderstrepen bemoeilijkt het lezen.
Plaats in het zorgcontinuüm?
De maatregelen die worden aangeboden variëren tussen fase 0 en fase 1. De meeste maatregelen vallen onder de brede basiszorg. Maar bijvoorbeeld het gebruik van een laptop en het toestaan van meer tijd voor een toets is een voorbeeld van verhoogde zorg.
Opdracht 5
Afspraken op schoolniveau in functie van de leerlingen:
- Bij mogelijke eindtoetsen van het zesde leerjaar moeten de dispensaties vermeld worden in een gemotiveerd verslag bij overgang naar het secundair onderwijs.
- Formuleer duidelijke doelen. Wat is basisleerstof? Wat is differentiatie? Wat moet zeker door de leerling gekend zijn?
- Toon begrip voor het probleem, ook door aan de medeleerlingen uit te leggen wat dyslexie/dyscalculie is.
Afspraken op schoolniveau met de collega's gelijkaardige vakken:
-
Geef een kortere, maar niet een gemakkelijkere toets aan de leerling in kwestie.
-
Laat de leerling niet aan bord komen voor rekenoefeningen of een dictee, tenzij hij het zelf wil...
Afspraken op schoolniveau met alle collega's:
- Het toelaten van het gebruik van een rekenmachine.
-
Reken rekenfouten niet aan in niet-wiskundevakken.
- Rekening spellingsfouten niet aan in niet-taalvakken.
- Vereenvoudig de opgaven tot hun essentie.
-
Help jongeren om dagelijks alle nota’s in te kijken en in orde te brengen, ook zonder dat er getoetst wordt. Laat toe dat de leerling gebruik maakt van goede nota’s van medeleerlingen of van de leerkracht.
Maak jouw eigen website met JouwWeb