Geweldloze communicatie
Ik geloof in het principe van geweldloze communicatie. Ik vind het echter helemaal niet gemakkelijk om het principe toe te passen. Bovendien vind ik het op het eerste gezicht een frustrerende techniek om de lont uit een situatie te krijgen. Waarom? Tegenwoordig wil iedereen zijn ongezouten mening meegeven op een uitspraak of een gebeurtenis. Vaak gebeurt dat op sociale media of voor heel televisiekijkend Vlaanderen. Er is dus weinig interactie, eerder een eenzijdige verspreiden van een mening in de vorm van een boodschap. Als er dan toch een tweegesprek is, dan overheerst er vaak het gevoel dat het ofwel alleen maar gaat om de ontvanger wat ventileerruimte te geven ofwel ge/misbruikt de ontvanger het gesprek om nog wat meer olie op het vuur te gooien. Van een echt gesprek is er geen sprake. Het eigen gelijk overheerst. Daarom dat de methode van de geweldloze of verbindende communicatie een aanrader is. Zeker op school waar leerlingen en/of leerkrachten zich nogal eens verkeerd begrepen voelen.
Het startpunt is al meteen een heikel punt: je moet al heel goed “feiten” en “interpretatie van de feiten” uit elkaar kunnen houden. De situaties die een dergelijke communicatie vereisen hebben meestal betrekking op onderwerpen die voor een van de twee betrokken partijen op zijn minst als delicaat omschreven kan worden. En laat diplomatie nu niet een van de zaken zijn waar ik in uitblink… Doch ik geloof wel in de opzet: “Het doel van Geweldloze Communicatie is niet om mensen en hun gedrag te veranderen om onze zin te krijgen, maar om relaties op te bouwen die gebaseerd zijn op gelijkwaardigheid, eerlijkheid en empathie, waardoor uiteindelijk de behoeften van alle partijen kunnen worden vervuld.”[1] Het is maar door ruimte te geven (aan jezelf en aan de ander) dat je op een objectieve manier informatie kan ontvangen.
Eigenlijk kom ik in dit boek ook mezelf een paar keer tegen. Er wordt bijvoorbeeld in dit boek aangehaald dat je moet parafraseren. In een verhit persoonlijk gesprek heb ik bij mezelf ervaren dat dat als een rode lap voor een stier werkt. Maar iets verderop schrijft Rosenberg dan dat je dit niet onnodig moet doen, enkel als het bijdraagt tot meer compassie en begrip. Ik kan dat alleen maar beamen. Ook een heel belangrijke tip vind ik het vermijden van het beginnen van een antwoord met het (niet zo wijze) woord ‘maar’. De voorbeelden die aangehaald worden, zijn zeer herkenbaar. Ook kan ik me vinden in de vaststelling dat het juist bij mensen is die ons na staan, het juist heel erg moeilijk is om empathie te tonen. Ik kan me helemaal vinden in de volgende conclusie: “Ons vermogen om empathie te geven, staat ons toe om ons kwetsbaar op te stellen en geweld te voorkomen. Het kan ons helpen om het woord ‘nee’ te horen zonder het als een afwijzing te ervaren, om een levenloze conversatie nieuw leven in te blazen en zelfs om de gevoelens en behoeften te horen die door iemands stilzwijgen worden uitgedrukt.”[2]
Het feit dat Rosenberg zegt dat complimenten vaak oordelen over anderen, was een oogopener. Het idee dat daarachter zit, is dat een waardering geen manier mag zijn om te manipuleren, maar eerder om vreugde kenbaar te maken. Er worden drie elementen opgesomd die dit mogelijk maken: benoemen wat je hebt gedaan, vervolgens zeggen hoe ik me daarbij voel om dan mee te geven welk de behoefte is dis die daarmee wordt vervuld. Wat de auteur eraan toevoegt is dat deze manier van handelen ervoor zorgt dat die waardering zonder een gevoel van superioriteit of valse bescheidenheid in ontvangst wordt genomen. Een pijnpunt dat eveneens aangehaald wordt, is dat er te vaak gekeken wordt naar de zaken die mank lopen in plaats van het merendeel dat goed gaat. Zo herkenbaar.
Ik ben positief verrast dat dit boek naast theorie, ook telkens een hoofdstuk eindigt met een oefening en een praktisch voorbeeld. Voor mij blijft de theorie dan veel beter benaderbaar. De stellingen in de oefeningen zijn ook zeer herkenbaar. Zo werd er in oefening 5 gevraagd om een onderscheid te maken tussen een meedogende en een niet meedogende reactie. Het voorbeeld nummer zeven kon zo uit een thuisgesprek komen: A. ‘Ik walg ervan dat ik zo dik word’. B. ‘Misschien dat joggen helpt.’ Hoe zou je hier empathisch hebben kunnen reageren want het antwoord dat B voorziet is eerder een advies. Misschien iets zoals: ‘Ben je ontevreden met je huidige gewicht?’
Wat ik na het lezen van dit boek besef, is dat deze vorm van communiceren veel inspanning vraagt. Ik hoop dan ook op mijn toekomstige school de mogelijkheid te krijgen om eens een workshop te volgen met praktijkgerichte oefeningen. Misschien dat dit zelfs een optie is voor een pedagogische studiedag. Ondertussen heb ik deze theorie al een klein beetje proberen toe te passen in gesprek met mijn eigen kinderen en vrienden. Stilstaan is niet altijd achteruitgaan. Stilstaan bij empathie is voor mij een verrijking.
Wat me terloops is opgevallen is dat beide boeken over Nieuwe autoriteit en Geweldloze communicatie de mosterd hebben gehaald bij Martin Luther King en M.K. Gandhi. Beide pacifisten zijn gekend voor hun vreedzame benadering tegenover machthebbers, overheden en verschillende vormen van discriminatie. Jammer dat de neef van Gandhi, zoals hij in het voorwoord van het boek van Rosenberg schreef, dit niet heeft kunnen meemaken in het Zuid-Afrika van de jaren veertig.
[1] Rosenberg: 98.
[2] Rosenberg: 136.
Maak jouw eigen website met JouwWeb